Een bijzonder geschreven recensie voor merv. Van der Spek, uit het Leidsch Dagblad.
“Johann Sebastian Bach! Ook in dit verrukkelijke concert van het Apollo Ensemble blijkt hij weer het magisch middelpunt. Natuurlijk, Haydn sprankelt, Heinrich Bibers tafelmuziek geeft de maaltijd een extra bite, met Carlo Farina dans je om de lindeboom en Händels Concerto Grosso voertje mee over het glinsterende water van de Thames. Maar Bach, daar springt het hart van open, meteen als de ouverture van zijn Suite in C wordt ingezet.
De kracht, de grootsheid, de vreugde slaan in. De heldere hobo’s, soepele fagot, de energieke strijkers, het staccatoachtige spel als het snellere thema opbloeit, het voorname slot. Alleen die Ouverture, dan weet je al: Bach is goddelijk en het ensemble speelt als Apollo zelve.
Het 350-jarige bestaan van de Oudshoornse kerk wordt gevierd met onder andere Haydns concert voor orgel (cembalo), viool en strijkers, waarbij alle musici boven om het orgel zijn geschaard.
Marion Boshuizen toont het symfonisch karakter van het kerkorgel met verve. De registraties die ze ‘hanteert’ gorgelen en ademen als een reeks houten fluiten in het eerste deel, klinken in deel twee als oude gestopte blaasinstrumenten, en beieren vrolijk ritmisch in de omspelingen van het presto. De strijkers inclusief de primarius doen hun best, met hun iets opgetrokken stemming (vanwege het hoger gestemde orgel) om er een feestje van te maken, maar toch mis je wat. De vioolklank lijkt soms niet helemaal haarzuiver, de instrumentalisten zijn aan het zicht onttrokken, de muziek bereikt het hoofd maar vindt het hart niet.
Nee, dan Bach; die omhelst je. De courante stroomt en straalt, de gavotte nodigt je stiekem uit om mee te dansen, de forlane boeit door zijn hoekige ritme, het menuet dwingt je welhaast om in driekwartsmaat, op de chique, verende melodie mee te zwieren, gestileerde vorm ten spijt.
Met Carlo Farina (1600-1640) doen we nog een stapje terug in de tijd. Hier is de dans onontbeerlijk, ruik je het verschaalde bier op het dorpsplein, gaan de baaien rokken omhoog en draaien de heupen.
Wordt het volk vergast op de meest dolle geluiden, op kattengejank en kippengekakel, op een waarachtige doedelzak, met donkere bourdon waarboven een lekker zeurende deun, op slagwerk en trompetjes.
Tot slot Händels Concerto grosse in F, dat ‘Watermusic’ doet vermoeden. Stoer, vitaal, vol fugatische spelletjes en vaart. Met feestelijk hobospel en een concertmeester (David Rabinovich) die helemaal uit z’n bol gaat, die Apollo in al zijn facetten laat stralen.”
Lidy van der Spek
Leidsch Dagblad – 24-10-2015